= het toedichten van een bepaald negatief kenmerk aan een groep of individu.
= brandmerk (onmogelijk om er van af te komen).
= subjectief ? een foute veronderstelling ? het gevolg van roddel en smaad.
= soms ironisch bedoeld maar dikwijls kwaadaardig.
Bijvoorbeeld:
Nederlanders zijn “gierig”.
Belgen zijn “dom”.
Eens een junk altijd een junk.
Etc.
Begint altijd met: “Ik ben…."(bijv. ziek, verslaafd, waardeloos)
Jezelf minderwaardig neerzetten of kleineren.
Snel diagnosticeren/etiketteren om alleen van daaruit te handelen/behandelen; niet persoonlijk.
Ook i.v.m. het geld dat moet komen vanuit de zorgverzekeraar.
Iemand voldoet niet aan waarden en normen ---> Labelen--->zelfstigma
--->Invloed op identiteit--->invloed op eigenwaarde en sociaal netwerk--->verhoogde kans op Terugval.
Stigmatisering kan langdurig ernstige gevolgen hebben, waaronder aanhoudende stress, laag zelfbeeld, alle moed verliezen,
symptomen van depressie, verlies van vertrouwen in andere mensen, het gevoel er maatschappelijk niet bij te horen en een lage ervaren kwaliteit van leven.
In Nederland sprake is van geanticipeerde discriminatie: doordat men verwacht afgewezen te worden (door werkgevers, vrienden) doet men geen moeite meer om werk
of vriendschap te verwezenlijken. Men gaat dergelijke situaties vermijden uit angst voor verdere discriminatie. Niet geheel ten onrechte, het blijkt dat de samenleving
terughoudend is en geen contacten wil onderhouden met mensen met een psychiatrische beperking.
Uit publiek stigma kan zelfstigmatisering ontstaan (Plooy, o.a. 2007). Dit kan ertoe leiden dat iemand met langdurige psychische kwetsbaarheid zich uit schaamte sociaal gaat isoleren.
Hiermee kan aan de samenleving bevestigd worden, dat iemand met een psychiatrische diagnose een persoon is waar lastig contact mee te maken valt.
Schaamte kan een belangrijke negatieve invloed hebben op de psychische gezondheid van mensen. In verschillende onderzoeken wordt schaamte in verband gebracht met o.a. depressie,
vijandigheid, beperkte interpersoonlijke vaardigheden en een negatief zelfbeeld (Engelbarts e.a., 2006). Schaamte door het idee dat anderen een negatief beeld over de persoon hebben
of schaamte door een negatieve kijk op zichzelf: negatieve zelfevaluatie. Schaamte maakt dat men wil ontsnappen uit de situatie, ‘verstoppen’ of verdwijnen (Tangney & Dearing ,2002).
Het heeft als resultaat een verstoring van gedrag, verwarring in denken en beperken van de spraak (Lewis, 1992).
Zelfstigmatisering kan een belangrijke herstel belemmerende factor zijn, immers een factor van betekenis bij herstel is dat iemand de mogelijkheid krijgt (opnieuw) te kunnen participeren
in de samenleving (Goossens, et al, 2010).
In de samenleving leven vooronderstellingen ten opzichte van mensen met psychiatrische aandoeningen. Wanneer een persoon zelf geconfronteerd wordt met een psychiatrische aandoening, kan de persoon
deze vooronderstellingen op zichzelf gaan betrekken. De ‘geldigheid’ van deze negatieve denkbeelden van de samenleving worden door de persoon zelf bevestigd. Deze vooronderstellingen kunnen een negatief effect
hebben op het zelfbeeld, of een al bestaand negatief beeld versterken.
Een gezond zelfbeeld maakt, dat men reageert vanuit de realiteit zoals die zich voordoet, wat maakt dat men een gevoel van welbevinden of welzijn ervaart.
Een kwetsbaar zelfbeeld mist deze basis van welbevinden, wat psychologische problemen in de hand kan werken (Kernis & Goldman ,2003).Biologische, psychologische
en sociale factoren kunnen een realistisch zelfbeeld teniet doen.
Abraham Tesser (1988), is de ontwerper van het ‘Self-Evaluation Maintainance Model’, een model over zelf-evaluatie handhaving. Het model veronderstelt dat iemand probeert
zijn zelfbeeld te behouden of positief bij te stellen en dat het zelfbeeld beïnvloed wordt door de (directe) omgeving. Hij gaat ervan uit dat acties die erop gericht zijn om
vooruit te komen in het leven, voortkomen uit een positief zelfbeeld. Boevink kon een start maken met vooruit komen in het leven,
door het inzicht te krijgen van: ‘Ik bén niet mijn stoornis, ik héb een stoornis’. Ook in deze uitspraak wordt een verschil ervaren in het zich wel dan niet identificeren met de aandoening.
Boevink kon uiteindelijk haar aandoening scheiden van haar identiteit, waardoor zij in beweging kon komen naar een herstelproces en een meer realistisch zelfbeeld creëren. Het begrip self-efficacy,
het geloof in eigen kunnen, is een belangrijke bepalende factor voor elke vorm van gedragsverandering (Bandura,1993).
Zijn definitie voor self-efficacy is: ‘het vertrouwen of geloof dat mensen hebben in hun eigen capaciteiten of competenties’.
Herstel is een intens persoonlijk, uniek proces van verandering in iemands houding, waarden, gevoelens, doelen, vaardigheden en/of rollen.
Het is een manier van leven, van het leiden van een bevredigend, hoopvol en zinvol leven met de beperkingen die de psychische klachten met zich meebrengen.
Herstellen betreft het ontgroeien van de catastrofale gevolgen van een psychiatrische aandoening en de ontwikkeling van een nieuwe betekenis en een nieuw doel in iemands leven.